Hervormde Gemeente Heerde - Bezinning

BEZOEK ONZE OUDEREN

 ‘Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn naam belijden. En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.’ (Hebr. 13:15 en 16)

De schrijver van de brief aan de Hebreeën roept ons op om God een lofoffer te brengen. Het lofoffer was in het Oude Testament een offer uit dankbaarheid en bestond oorspronkelijk uit een dierenoffer. Dat hoeven wij niet meer op die manier te doen. Wij brengen het lofoffer door te zingen, te bidden en zo God onze dank aan te bieden.

Echter het lofoffer van de gelovige mag niet alleen uit woorden bestaan. Ze moet geuit worden in daden. Bij het woord ‘weldadigheid’ moeten we in eerste instantie denken aan het ondersteunen van de armen. Bij ‘mededeelzaamheid’ gaat het vooral om het delen van geld en goederen en tijd met medemensen. Ik denk dat die eerste twee, geld en goederen, ons wel redelijk gemakkelijk af gaan. We stoppen wat in de collectezak of geven aan de collectant aan de deur en brengen onze, veelal gebruikte, goederen weg voor een goed doel. Het geeft ons nog een goed gevoel ook.

Het geven van ‘tijd’ is vaak moeilijker, maar ook dat wordt van ons gevraagd: tijd besteden aan je medemens. Dat is een offer, ja zeker, maar wel een offer waar God een welgevallen aan heeft. Een offer kost altijd iets, maar je krijgt er ook zo veel voor terug. U en jij worden ook weer in de gelegenheid gesteld om een lofoffer te brengen.

U krijgt de gelegenheid oudere gemeenteleden met een attentie te bezoeken. De welbekende Paasgroet. Ik kan u verzekeren, dat er naar u uitgekeken wordt. Er wordt niet eens zo zeer uitgekeken naar die attentie, maar veel meer naar uw bezoek. Door de liturgie die u meekrijgt wordt u bovendien geholpen de naam van Christus te belijden. Het lofoffer mag klinken in Woord en daad.

Ik wil nog één woordje uit onze tekst benadrukken, het woordje ‘voortdurend’. Natuurlijk stopt het omzien naar ouderen niet met de ‘Paasgroet’. Het omzien naar elkaar, dat geldt voor ouderen, maar ook voor jongeren die eenzaam zijn, voor zieken enz., is iets dat we ‘voort-durend’ moeten doen. Dat moet en mag niet beperkt worden tot één middag, wat zeg ik, hooguit twee uurtjes zo vlak voor Pasen. Nee, dat moeten we voort-durend doen. Niet alleen langs lopen, fietsen of rijden en de hand op steken of toeteren, maar aan gaan, bezoeken, op zoeken.

Maar ook de ouderen die bezoek krijgen roep ik op. Ik roep u op aan de degenen die bij u op bezoek komen te verkondigen wie God is. Door middel van diezelfde liturgie de naam van Christus te belijden. Ik verzeker jong en oud, dat dit geweldige, indringende gesprekken en ontmoetingen kan opleveren.

G. Timmer