“HERE, het huis waar U woont heb ik lief, de plaats waar uw glorie verblijft.” Ps 26:8
Een vaste prik tijdens vakantie: kerken bezoeken en bezichtigen.
Indrukwekkende Gotische kerken in oude stadjes of steden in het buitenland. Overweldigend: de ruimte die je omringt, het licht door de veelal gebrandschilderde ramen dat je beschijnt, de stilte die tot je spreekt. Wat een schoonheid en verhevenheid. Je schuifelt over uitgesleten vloeren en zoekt even een plaats om rustig te kunnen zitten. Vele generaties mensen kwamen er iedere week. Als een magneet trekt de kerk toeristen op doordeweekse dagen aan. Is het de geschiedenis van het gebouw dat ons trekt? De architectuur? De stilte en de rust die we op vakantie zoeken? Of is er meer?
Voor David was er maar één plek: de tabernakel. Daar kon hij heen. Geen overweldigende architectuur, wel een veelzeggend getuigenis. David beschrijft op indringende wijze waarom hij zo veel houdt van de woonplaats van de Here. Ik ga rondom uw altaar. Dat is waar David mee begint in de tabernakel. Eerst rondom het altaar gaan. De plaats waar offers werden gebracht. De offers waren een beeld van vergeving en verzoening door Jezus Christus. De offers drukten verbondenheid uit tussen de Here en Zijn volk.
Als ik niet als toerist de kerk betreedt, maar als gelovige, dan hoor ik over Jezus, mijn Heiland, mijn Verlosser. Hij gaf Zijn leven aan het kruis op Golgotha. Hij bracht het volmaakte offer. Het offer dat mij spreekt over vergeving en verzoening. Het offer dat mij vertelt over Gods onmetelijke liefde voor mensen, Zijn verbondenheid met ons.
Als ik in gedachten met David rondom het altaar loop in de tabernakel en de diepte peil van de offers die er gebracht worden, begint er iets in mij op te borrelen. Zoveel liefde zet mij in vuur en vlam. Zoveel liefde, dat ik niet langer mijn mond gesloten kan houden. David doet het mij voor: hij zingt een loflied. Een loflied, een danklied voor deze God. Heerlijk om mee te zingen! Er volgt meer: David vertelt al de wonderen van de Here. Dankbaar heeft Hij God geloofd en geprezen. Nu is de tijd gekomen om anderen over de Here te vertellen. Zwijgen tegenover de mensen in Jeruzalem kan hij niet.
David is het huis van de Here binnengegaan. Wat een feest was het daar. Heilig vuur drijft David al snel weer naar buiten. David zoekt zijn medemensen en moet het hen vertellen dat de Here liefdevol is, genadig, barmhartig, trouw. Om anderen te trekken de Here te dienen. Als een belijdenis klinkt het uit de mond van David: Here, het huis waar U woont heb ik lief, de tabernakel, de woonplaats van uw eer, uw glorie.
Wat een zegen dat ik het huis van de Here mag bezoeken. Niet alleen als toerist tijdens de vakantie. Niet alleen in gedachten, of op een beeldscherm, maar met mijn lichaam opgenomen worden in de ruimte van de Here. Iedere zondag! Wat een zegen dat we – zij het nog in beperkte aantallen – naar de kerk mogen! Wat een zegen dat je er binnen mag gaan! En als het echt niet mogelijk is om naar de kerk te komen en deze bijzondere ruimte van de Here binnen te gaan? Juist dan bemoedigt het te weten dat God door Zijn Geest je opzoekt, daar waar je bent! De ruimte betreden die vervuld is van de aanwezigheid van de Eeuwige! Niet alleen wordt je er persoonlijk door opgebouwd. God wordt geëerd. En als je eruit komt na de zegen, dan zullen anderen het horen. Heel het dorp zal het merken: de kerk, het huis van de Here, is open.
Ds. Gert J. Röben