‘Barmhartig en genadig is de Here, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid.’ (Psalm 103: 8)
Barmhartig, genadig, lankmoedig, goedertieren. Velen zeggen: Dat zijn geen woorden meer van deze tijd. Gebruik toch de nieuwe vertaling. Maar deze vier woorden: Barmhartig, genadig, lankmoedig, goedertieren zijn wel de taal van het hart van de gelovige die God wil prijzen om wie Hij is. Misschien mag zulke taal, moeilijke taal, juist wel weer wat vaker klinken in onze tijd. Om opnieuw iets van de vreemdheid, die eigenheid, het anders zijn van God te proeven.
God is barmhartig. Dat is niet zo maar een begrip dat geen handen en voeten krijgt, want God toont het in daden. Dat lezen we bijvoorbeeld in Psalm 146: verdrukten verschaft Hij recht, hongerigen brood, gevangenen maakt Hij los, blinden ziende, gebogenen richt Hij op, Hij behoedt de vreemdelingen, wees en weduwe houdt Hij staande.
God is genadig. Genade is het geven van iets aan een ander, dat die ander niet verdient. En dan wordt het vooral gebruikt als we spreken over de vergeving die God ons geeft als we het nagelaten hebben om God en de ander lief te hebben.
Je mag bij Hem altijd weer opnieuw beginnen. Want als je in Jezus’ Naam om vergeving vraagt, dan vergeeft God je altijd. Jezus onze voorspraak en verzoening voor al onze zonden.
God is lankmoedig. Wat heeft God een geduld. Dat heeft Hij al duizenden jaren bewezen. Met zijn volk, met Israël. Met de mensheid die deze wereld vernielt met oorlogen, uitbuitingen en bezitterig gedrag. Ja, ook geduld met een ieder van ons. Maar we mogen het weten: Welke wegen we ook gaan, Hij wacht geduldig tot we weer naar Hem toekomen. Denk hierbij aan de gelijkenis van de verloren zoon. Zijn vader blijft geduldig wachten tot zijn zoon de weg naar huis weer gevonden heeft.
God is rijk aan goedertierenheid. Goedertierenheid betekent dat iemand een aard van goedheid heeft. Het is de essentie van Gods aard, Zijn wezen. De goedertierenheid van God is de goedheid die Hij laat zien aan de mensen met wie Hij een relatie, een verbond heeft. Dit zien we duidelijk terug bij het volk Israël, met wie God Zijn verbond heeft gesloten. Het volk Israël pleit in moeilijkheden op de goedertierenheid van God. Omdat God trouw is aan Zijn verbond, komt Hij voor hen op. Als je gedoopt bent, komt de betekenis van goedertierenheid heel concreet naar voren. Je draagt het teken en zegel van Gods verbond met jou. Hij belooft dat Hij persoonlijk jouw God wil zijn en Hij wil je het geloof geven dat daarvoor nodig is.
Barmhartig, genadig, lankmoedig, goedertieren: Wat een God!
Ga met God en Hij zal met je zijn
bij gevaar, in bange tijden
over jou Zijn vleugels spreiden
Ga met God en Hij zal met je zijn
G. Timmer