Aan U behoort, o Heer der heren,
de aarde met haar wel en wee,
de steile bergen, koele meren,
het vaste land, de onzeek’re zee.
Van U getuigen dag en nacht.
Gij hebt ze heerlijk voortgebracht. (Gezang 479)
Op een zweem van herinnering aan licht na, was de dichter van Gezang 479 uit het Liedboek, Jan Wit, een blindgeborene. Het is dan ook wonderbaarlijk hoe juist hij zo kleurrijke beelden wist op te roepen, waarin je de schepping gewoon voor je ziet.
Het eerste couplet van dit gezang heeft iets van Psalm 24: ‘De aarde en haar volheid zijn, des Heren koninkrijk domein’. De aarde is van de Heer! De aarde en haar wel en haar wee, klinkt het meteen al in strofe een. De aarde is schitterend, de steile bergen, de koele meren, het vaste land - maar ook de onzekere zee. De zee waarin vluchtelingen in wankele bootjes verdrinken…... ‘Van U getuigen dag en nacht’: Zo heeft God de schepping ingericht. Overdag het licht en ’s nachts het duister. Het lichtplan van God, dat leven mogelijk maakt.
Het tweede couplet maakt elke keer weer indruk. ‘Gij roept het jonge leven wakker’.
Maar dan, ineens: ‘een tuin bloeit rond het open graf’. De tuin rond het open graf verwijst naar de hof van Jozef van Arimathea en een beetje ook naar onze kerkhoven en begraafplaatsen nu.
Wat is de mens in deze Gods schepping? Opgaan en ondergaan op de wisseling der seizoenen? Neen, want meteen daarna is er, gelukkig, het beeld van ‘de halmen op de akker, waar zich het zaad verloren gaf’. Een Christenmens mag weten dat dat graf een voor in de akker is, een voor waarin een mens gezaaid wordt om, door het donker van de dood heen, vrucht te dragen in Gods Koninkrijk (Johannes 12 : 24)!
‘De zorgeloze vogels’ die erop wijzen dat God zijn schepping niet vergeet: dat doelt op die heerlijke woorden over de vogels en de bloemen uit Mattheüs 6 waarop de Here Jezus ons wijst: ‘Weest niet bezorgd’! De ene mens heeft dat al van nature, de andere moet daar soms echt aan herinnerd worden...
‘’t Is alles een gelijkenis, van meer dan aards geheimenis’.
Tekenen van de her-schepping zijn het. Voorsmaak van de wereld die komt, voorproefje van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarin God alles in allen zal zijn!
Het gezang eindigt met een gebed: ‘Laat dan mijn hart U toebehoren, en laat mij door de wereld gaan, met open ogen, open oren, om al uw tekens te verstaan’. Jan Wit schreef zelf hierover: ‘In de vierde strofe bidden wij om ook zelf Gods eigendom te mogen zijn, en open genoeg om de tekens die van zijn almacht en liefde getuigen, te midden van de verwarring van deze wereld, te verstaan’.
Gods schepping in hemels perspectief. Al is het, zien – soms maar voor even.
‘Omdat de hemel mij (dan) begroet’.
Een goede voortzetting van de zomer toegewenst!
Ds. GJ Röben